· 

Verdwalen in het Rijksmuseum

blauw hart superheld corona

Toen ik vanochtend alle tafels aan het dekken was voor het ontbijt, zag ik een nieuwe bewoonster lopen. Achter haar rollator kijkt ze na elke hoek of ze verder kan lopen. Waar ze naar toe wil? Geen idee. Zoekt ze de weg terug naar haar kamer of wil ze naar de huiskamer? Wandelt ze gewoon een rondje op onze grote afdeling? Of misschien wil ze naar haar eigen huis? Sommigen bewoners willen naar ‘ons moeder’? Hoe dan ook, ze lijkt zoekende, dat is wat ik zie. Ik loop met mijn ontbijtborden en bestek nog in mijn hand de gang op naar haar toe. “Goedemorgen mevrouw! Kan ik u helpen? Het lijkt wel of u de weg zoekt!” “Dat klopt! Wat fijn dat je mij wilt helpen!” “Oh das geen enkel probleem, waar moet u zijn?” Nou, dat weet ik niet precies.” “Oh? Dat is nou ook wat. Zal ik dan gewoon een stukje met u meelopen?” vraag ik vriendelijk. Ik kijk naar links van mij. Deze bewoonster is zeker weten de kleinste bewoonster van onze afdeling op dit moment. Ik voel me nu echt een reus. Ik wil op ooghoogte met haar praten, maar op een of andere manier lijkt deze dame het gewend te zijn, dat ‘iedereen’ groter is dan zij. Ik probeer een grapje. Ik ken haar nog niet zo goed, dus geen idee hoe dit uit gaat pakken: “Ik voel me net een reus zo naast u!” “Haha, en ik voel me een hele kleine mini-dwerg naast u!” zegt ze lachend. Het ijs is gebroken. Dan vraag ik hoe ze heet en of ze al een ontbijt heeft gehad? Ze maakt met haar rechterhand een afkappend gebaar langs haar mond, waarmee ze wil zeggen: ik hoef niks! Dus ik vraag bevestigend: “Oh, wilt u geen ontbijt?” En ineens staat ze stil. Meteen maakt ze het volgende gebaar, wijzend met haar vinger naar boven. Ik probeer haar gedachten te lezen en vraag verbaasd en een beetje geschrokken: “U wilt naar de hemel?” “Nee, ha ha", ze lacht het voorzichtig weg om mij meteen gerust te stellen, "niet persé naar de hemel” zegt ze, “Ik wil wel graag naar mijn man! Ik mis hem hoor!” Mevrouw heeft de ziekte Alzheimer. Ik weet niet of haar man nog leeft. Ik weet niet of ze het meent. Ik heb nog nooit een gesprek met deze dame gehad. Humor heeft Mevrouw Picasso, geloof ik wel, dus dat komt mij wel goed uit. Ik denk even na. 

 

Eerst koffie

We lopen verder in stilte. Mijn lange benen, moeten de pas inhouden. “Ik leer u net pas kennen, maar ik wil u nog niet kwijt. Dat voel ik nu al!” zeg ik vol meeleven en haar een beetje vertrouwen gevend. “Nou, ik vind het anders ook wel gezellig met jou.” zegt ze nu. We zijn bijna bij de huiskamer aangekomen: “Dus u heeft echt geen zin in een lekker ontbijtje?” probeer ik toch nog 1 keertje. Dan kijkt ze omhoog, naar mij, “Jawel joh, ik maakte een grapje net hoor!” “Oh?” “Ik hoef nu nog niet naar mijn man, ik wil eerst koffie!” “Zullen we dan eens kijken of er hier koffie te krijgen is!” Ik maak de deur van de huiskamer open, zodat ze gemakkelijk met haar rollator naar binnen kan. En voordat ik kan vragen waar haar plekje aan welke tafel is, zegt ze “Ik ga eerst even lekker naar buiten. Frisse lucht happen!” “Oh vandaar dat u dit lekkere warme vest draagt.” En ik aai over haar schouder. “Geniet van de frisse lucht. Ik wens u een fijne dag!” Ik laat haar lekker naar buiten, naar de binnentuin gaan. Ze draagt een warm gebreid donkergrijs vest en als ze het koud krijgt, komt ze vanzelf naar binnen, denk ik bij mezelf. Ondertussen waarschuw ik wel een collega die ik op de gang tegen kom, voor het geval dat ze toch langer buiten blijft of de weg niet meer terug weet. Met een glimlach loop ik terug naar ‘mijn huiskamer’ en de borden nog in mijn hand, ga ik verder met tafels dekken. Zou zomaar nog een prachtige dag kunnen worden! 

 

Geheim

Een dag later staat mevrouw Picasso weer in de huiskamer bij ons. “Het lijkt hier hetzelfde en toch is er iets anders.” En ze heeft gelijk. De huiskamers op Berkenlaan lijken op elkaar, maar er zijn kleine verschillen: een andere bank, een schilderij of een vaas. Ik ben net een koekje van de KLM aan het eten (www.blauwhelpt.nl) en vraag of ze er ook 1 lust. “Nee, joh, ik heb net gegeten!” is haar antwoord. “Eentje voor straks? Ze zijn zooo lekker!” “Dát zou ik wel lekker vinden.” Ze pakt hem aan en ik stel voor dat ze het koekje (zit in de verpakking) in haar borstzak doet van haar warm gebreide vest. “Goed idee”, zegt ze ondeugend! En tegelijkertijd stop ik een tweede koekje in haar linkerborstzak. “Tegen niemand zeggen. Ons geheimpje.” “Ha ha, ons geheimpje!” herhaalt ze vol trots en ze loopt de huiskamer weer uit. Om na 3 minuten weer terug te komen. Het is me opnieuw duidelijk dat ze de weg kwijt is. Ik vraag of ik haar kan helpen. “Ik geloof dat ik hier niet goed ben, maar het lijkt wel hetzelfde!” “Dat heeft u goed gezien, mevrouw Picasso! Zal ik met u meelopen?” Opgelucht, blij verrast en dan met haar hoofd naar beneden buigend, zegt ze nu: “ Dat is fijn. Maar u heeft het vast heel druk. Laat maar...” “Nee hoor,” zeg ik terwijl ik mijn handen af droog en de deur voor haar open maak: “Komt u maar, ik loop gezellig een stukje met u mee!” 

 

In het Rijksmuseum

Enthousiast laat ze mij haar kamer zien. Een zelf gemaakt schilderij aan de muur. Een gekleurde tekening en wat tijdschriften liggen op tafel. Een bloempotje met bloemen erop geschilderd, trekt mijn aandacht. “Wat een mooie bloempot. Die kleuren passen zo goed bij elkaar,” zeg ik blij! “Ik durf te wedden dat u die echt zelf heeft geschilderd?” “Ja, die heb ik gemaakt. Mijn man en ik gaven handenarbeidles.” “Wat leuk! Ik was dol op handenarbeid en wil nog steeds heel graag tekenen en schilderen!” Dan begint ze te vertellen over een schilderij dat aan de muur hangt. We kijken er samen naar, alsof we in het Rijksmuseum staan. Ik zie spetters en klodders verf. Veel kleuren. Abstract. Van een kleinkind. Heeft zij geschilderd. Of het kleinkind. Mooie kleuren. Afstuderen. Nu volgen een paar onsamenhangende zinnen en losse woorden, waar ik even geen wijs uit kan worden. “Er moet een naam op staan? Haal het eens van de muur. U bent lekker groot. Ik kan er niet bij.” Er staat geen naam op. Beetje teleurgesteld is ze nu. Totdat ze naast de lijst een spijker ziet. Afleiding. “Daar moet er ook nog één. Dat zou mooi zijn.” “Misschien kunnen we samen een keer een mooi schilderij maken?” “Doe jij maar. Ik ben niet van de verf. Jij kan dat goed.” “Hoezo? Waarom denk je dat ik goed kan schilderen? Zie je dat soms aan mijn neus?” “Nee, haha, jij begrijpt me wel, jij vraagt door. Dat doen anderen niet. Daarom weet ik dat!” zegt ze nu bloedserieus. ‘Wat lief dat u dat zegt. Helaas roept mijn plicht weer, mevrouw Picasso. Ik moet aan ‘t werk! De afwas wacht op mij. Ik wilde nog even zeggen dat ik blij ben u te mogen leren kennen!” “Dat is geheel wederzijds. Het was gezellig met jou. Ik ga nu even op bed liggen,” zegt deze energieke dame dan ineens moe, maar voldaan! En ze schopt letterlijk haar pantoffels naar de andere kant van de kamer. "En die liggen dáár goed..." 

 

(NB. Alle namen die ik gebruik zijn fictief i.v.m. privacy van onze bewoners. Deze keer zijn kunstenaars aan de beurt ;-)


Reactie schrijven

Commentaren: 2
  • #1

    dinie kuijpers (woensdag, 24 juni 2020 10:22)

    prachtig verhaal vol emotie ,,zeker voor die mevrouw

  • #2

    Astrid (woensdag, 01 juli 2020 11:27)

    Prachtig weer Petra!